- Bedrijven in Europese landen die cement, aluminium en staal importeren van buiten de EU, moeten daarover vanaf deze maand cijfers rapporteren.
- Vanaf 2026 volgt een CO2-heffing voor de invoer dergelijke materialen buiten de EU.
- Zo wil de Europese Unie klimaatverandering tegengaan en de eigen industrie concurrerend houden.
- Lees ook: Minder dan 4 op de 10 Europese mkb’ers heeft plan voor CO2-reductie – grote bedrijven krijgen met Europese wetgeving te maken
Een hele trits aan importeurs die opereren vanuit Europese landen, moet vanaf deze maand verplicht rapporteren over hoeveel materialen zij van buiten de Europese Unie halen. En nog belangrijker: hoeveel CO2 er is uitgestoten bij de productie van deze producten.
Voor de invoer van bepaalde basismaterialen gaat een nieuwe Europese regeling gelden: het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM, in het Nederlands: Mechanisme voor koolstofgrensaanpassing).
Deze Europese wet regelt dat er vanaf 2026 een CO2-heffing betaald moet worden voor de import van onder meer cement, aluminium en staal. Het Europees parlement stemde eerder dit jaar in met de wet.
Wie deze producten van buiten de EU importeert, krijgt nu al de vraag hierover ieder kwartaal aan de Europese Commissie te rapporteren. Zo wil Brussel alvast informatie verzamelen over de CO2-emissies in een aantal branches, met als doel, zo staat in een persbericht van de Europese Commissie, het “verfijnen” van de “methodologie”.
Bedrijven die geen kwartaalrapport inleveren, riskeren een boete van 10 tot 50 euro per ton CO2 die niet wordt gerapporteerd.
Europese Unie wil in 2050 klimaatneutraal opereren
De invoerheffing is onderdeel van de Europese Green Deal, waarmee de Europese Unie zich onder meer verplicht om in 2050 netto geen CO2 meer uit te stoten.
De klimaatdoelen van de EU zijn de meest vooruitstrevende van de hele wereld. Zo worden gratis emissierechten die Europese bedrijven momenteel nog krijgen als onderdeel van het Europese handelssysteem voor CO2-emissierechten, tussen 2027 en 2032 afgebouwd naar nul. Hierdoor betalen bedrijven meer voor hun CO2-uitstoot.
Om ervoor te zorgen dat Europese bedrijven concurrerend blijven, tuigt de EU een importheffing op basis van de CO2-uitstoot van ingevoerde basismaterialen aan de buitengrenzen op. Zo hoopt men te voorkomen dat in de EU gevestigde bedrijven hun productie naar landen buiten de EU verplaatsen, omdat de regelgeving daar minder streng is. Niet alleen zou deze vorm van outsourcing de verduurzamingsoperatie van de Europese Unie ondermijnen, ook dreigen er banen verloren te gaan in Europa.
De Europese invoerheffing op bepaalde producten geldt vanaf 2026 voor cement, ijzer, staal, aluminium, meststoffen en ook voor geïmporteerde stroom. Bij de productie van basismaterialen wordt doorgaans veel CO2 uitgestoten. Bedrijven die toch materialen zoals cement en ijzer en staal van buiten de EU willen importeren, moeten daar straks een certificaat voor aanschaffen.
Nederlandse bedrijven importeerden in 2020 voor 2,1 miljard euro aan aluminium, cement, kunstmest, ijzer en staal, schreef economenvakblad ESB afgelopen jaar. Grofweg de helft daarvan exporteerde ons land direct weer door. We haalden slechts 14,6 procent van dit soort producten uit niet-EU-landen, maar dat percentage is wel stijgend; in 2015 ging het nog om 10,3 procent. Sectoren als de bouw en de metaalindustrie zijn grootafnemer.
Voor sommige sectoren kan de nieuwe invoerheffing dan ook effect hebben, schreven economen van de Rabobank al in 2021. Hoe, dat laat zich moeilijk voorspellen, stelt de bij de publicatie betrokken Rabobank-econoom Maartje Wijffelaars. "Zeker is dat de kosten omhoog zullen gaan. Het is echter nog niet te zeggen of dat zal leiden tot lagere winsten voor bedrijven, hogere prijzen voor consumenten of - waarschijnlijker - een combinatie van die twee."
Voor de Europese economie in bredere zin het effect van de CO2-importheffing volgens economen van de Rabobank beperkt. Bedrijven halen het gros van hun materialen uit EU-landen.
Niet-EU landen die staal, aluminium en cement exporteren naar Europa, getroffen door CO2-heffing
Landen buiten de EU die basismaterialen exporteren naar Europa, zullen onherroepelijk door de maatregel getroffen worden. De landen die in 2019 de meeste van de betreffende grondstoffen naar de Europese Unie exporteerden waren Rusland, China, Turkije, Oekraïne en Zuid-Korea, volgens de Franse Agence Française de Développement (AFD).
De Russische export naar de EU bedroeg in deze tak van sport wel 10 miljard dollar op jaarbasis, die van China zo'n 6 miljard.
Door het handelsembargo dat de Europese Unie in 2022 instelde tegen Rusland vanwege de oorlog in Oekraïne, zal dat land dit jaar overigens veel minder basismaterialen naar Europa exporteren. Zie de linker tabel hieronder voor de grootste exporteurs.
Als je omvang van de export van basismaterialen naar Europa afzet tegen de volledige export van niet-EU landen naar Europa, blijkt dat de impact vooral groot is voor relatief arme landen, uit bijvoorbeeld Afrika en Oost-Europa (zie rechtertabel hierboven). Daar zitten landen die voor hun export relatief sterk afhankelijk van de Europese Unie.
Voor het Afrikaanse Mozambique, een grote aluminiumexporteur, maakt de afzet naar de EU zelfs bijna 20 procent van zijn totale export uit. Ook diverse Europese landen die door de EU nog niet als lid worden toegelaten, worden relatief hard getroffen. Bosnië, Oekraïne, Servië en Noord-Macedonië bijvoorbeeld.
Het is dan ook weinig verrassend dat getroffen landen de EU van protectionisme beschuldigen. Onder meer de Verenigde Staten, India en diverse Afrikaanse landen menen dat de maatregel hun exportsectoren ondermijnt, wist de Financial Times al eind vorig jaar op te tekenen.
Opkomende landen nemen het de EU kwalijk dat het economische machtsblok de inkomsten van de invoerheffing grotendeels terug laat vloeien naar de eigen begroting. Een deel van de inkomsten investeert de EU overigens wel in de vergroening van gedupeerde economieën, aldus Rabobank-econoom Wijffelaars.
De Europese Unie stelt dat de grensheffing andere landen er sneller toe zal bewegen om hun CO2-uitstoot terug te dringen. De heffing wordt immers geheven op de uitgestoten CO2 bij de productie van grondstoffen. Hoe lager die uitstoot is, des te lager de heffing. De EU lijkt zijn marktinvloed dus in te willen zetten om verduurzaming ook buiten de eigen grenzen een impuls te geven.
De invoerheffing op basis van de CO2-uitstoot mag niet-EU landen en sectoren dan voor financiële uitdagingen stellen, niets doen is volgens Wijffelaars geen optie. "De afbouw van gratis emissierechten en de CO2-grensbelasting zijn bedoeld om te voorkomen dat er door klimaatverandering veel grotere schade wordt aangericht. Je kunt dus niet zeggen: we doen maar niets. Als we klimaatverandering zijn beloop zouden laten, kost dat bovendien veel meer geld."